donderdag 22 december 2005

Belle van Zuylenlezing door Nelleke Noordervliet



Vorige week ben ik met een vriendin naar de 'Eerste Belle van Zuylenlezing' geweest in de Stadsschouwburg in Utrecht. De lezing, georganiseerd naar aanleiding van de tweehonderste sterfdag van Belle van Zuylen en georganiseerd door de SLAU (Stichting Literaire Activiteiten Utrecht), zou worden uitgesproken door Hella Haasse en Nelleke Noordervliet. Helaas bleek Hella Haasse al enige weken last te hebben van haar longen en was daardoor niet in staat te komen. Nelleke had daarom diezelfde middag nog hun lezing (die een tweespraak had moeten zijn) omgegooid.

Het werd in een leuke vorm gebracht: Belle van Zuylen in een theekrans-gesprek met andere eerbiedwekkende vrouwen uit de laat 17e, vroeg 18e eeuw. Zo waren er onder andere Maria Sybilla Merian, Betje Wolf en Mary Woolstonecraft. En Nelleke zelf natuurlijk. Ze 'spraken' over vrijheid van vrouwen: vrijheid om te leren, zichzelf te ontwikkelen, zelf keuzes te maken in relaties, huwelijken, minnaars etc. etc.

De manier waarop Noordervliet in staat is om de verschillende vrouwen tot leven te brengen en ze met elkaar te laten discussiëren, en daar bovenop de manier waarop Noordervliet er geen saaie voorleesbeurt van maakte maar een show, maakte het voor mij een bijzonder levendige 'lezing'.

Omdat Hella Haasse er niet was, werd Nelleke Noordervliet na haar lezing geïnterviewd door Ed van Eeden, die daar duidelijk zonder al te veel voorbereiding zat. Logisch, want pas die middag was de afwezigheid van Haasse definitief bekend geworden. Op zich wel een aardig interview, maar er had met enige voorbereiding meer ingezeten. Interessant mens, die Noordervliet!

Als het meezit wordt de lezing binnenkort in de Groene Amsterdammer gepubliceerd. Ik houd me aanbevolen voor een afschrift/kopietje/linkje oid daarvan!

zondag 18 december 2005

James Joyce - Molly



De Hoorspelfabriek bracht dit najaar een kleine 10-tal hoorspelen op de markt, waaronder ´Molly´, uit Ulysses van James Joyce. Dit is een 3 uur durend hoorspel (3 CDs van ongeveer een uur elk), met Annewil Blankers in de hoofdrol, of beter gezegd, in de enige rol. Het is namelijk een monoloog. Een drie uur durende monoloog! Dat schrok me van tevoren wel een beetje af. Daarnaast, drie uur Annewil, zou me dat niet vreselijk gaan tegenstaan? Integendeel: ik heb er nu al drie keer drie uur geboeid naar geluisterd.

Het hoorspel is opgenomen in 1970, zo bleek tijdens het bestuderen van het bijgevoegde CD-boekje. Hierin is o.a. een interview met Annewil opgenomen voor de KRO-gids (gepubliceerd in november 1970). Annewil is dan 30, wat trouwens goed te horen is op de CD: er is duidelijk een jonge vrouw aan het woord.

Omdat ik de Ulysses nooit las was het voor mij hier en daar wel verwarrend, er kwamen nogal wat personages in het hoorspel naar voren die mij niets zeiden. Toen ik er met een collega over sprak, die de roman wel in zijn geheel had gelezen, viel eea veel meer op zijn plaats. Molly slaat op Molly Bloom, een van de drie hoofdpersonen uit de Ulysses, en het hoorspel betreft het allerlaatste deel van deze omvangrijke roman.

Molly ligt in bed, naast een slapende man (waarvan mij tijdens het luisteren niet duidelijk was of het háár man dan wel een minnaar was) en mijmert over haar leven. We volgen de onsamenhangende gedachtenstroom van Molly, terwijl zij wakker ligt en hoopt dat de slaap haar zal overmannen. In het CD-boekje las ik dat dit deel van de Ulysses 25.000 woorden heeft in slechts acht zinnen, zonder een enkel leesteken! De denkt na over de mannen uit haar leven, over haar jeugd in Gibraltar, over haar echtgenoot, haar overleden zoontje, de man waarop zij nu verkikkerd is en met wie ze een afspraakje heeft etc etc. Een grote lange gedachtenstroom, van de hak op de tak springend en daardoor verwarrend maar je nooit vervelend. Je krijgt niet alleen een kijkje in het (liefdes)leven van Molly maar ook in hoe vrouwen en mannen aan het begin van de 20e eeuw in het Ierse Dublin leefden, werkten en zich probeerden te bevrijden van de knellende banden van hetgeen de maatschappij van hen verwachtte. Uiteindelijk is er een abrupt einde, wat doet vermoeden dat Molly eindelijk in slaap zal zijn gevallen.

Absoluut de moeite waard!!

Je kunt trouwens een stukje beluisteren op de site van de uitgever.

Tekst: James Joyce (vertaling John Vandenbergh)
Regie: Willem Tollenaar
Eeerste uitvoering: KRO, 1970

zaterdag 26 november 2005

Carol Shields - Unless



Van Carol Shields las ik eerder 'Larry's Party' en 'Republic of Love'. Allebei boeken waarin veel humor zat, boeken die over bijzondere personen met bijzondere hobbys en bijzondere beroepen gingen. Onlangs sloeg ik met een zucht 'Unless' dicht. Dit was zo anders dat het een poosje op mijn bureau heeft gelegen voor ik er een blogje aan kon/wilde wijden.

Het verhaal
De ik-persoon, Reta Winters is een redelijk succesvol vertaalster/schrijfster die in Canada woont, net buiten Orangetown. Ze is gelukkig getrouwd en heeft drie opgroeiende dochters. Alles lijkt perfect. Maar dan besluit haar oudste dochter Norah haar universitaire studie op te geven en zich te wijden aan de 'goedheid'. Dit doet ze door bij de ingang van een metrostation te gaan zitten bedelen. Reta vraagt zich af hoe dit toch in hemelsnaam heeft kunnen gebeuren en hoe zij haar dochter weer terug kan krijgen op het 'normale' pad. Haar redenering is dat haar dochter plat is geslagen door het besef dat je als vrouw uiteindelijk niets, maar dan ook niets in te brengen hebt in deze maatschappij. De maanden die volgen staan in het teken van het bewijzen van deze stelling. Haar man is echter van mening dat een traumatische gebeurtenis aan de wieg van de uitval van Norah moet hebben gestaan en stort zich juist helemaal in de 'posttraumatic stress'.

In het begin deed het verhaal me helemaal niets. Ik heb nog geen puberende dochters, en het leven van een schrijfster op het platteland: nou, laat maar. Maar ineens greep het boek me: namelijk op het moment dat ze haar stelling erin gooit. En vanaf dat moment kon ik het niet meer wegleggen. En gelukkig komt er ook steeds meer humor in, ondanks het loodzware onderwerp.

Bovendien is Shields gewoon een heel erg goede schrijfster, technisch gezien. En dat bewijst ze met Unless voor mij voor de derde keer. Ja, genoten dus (toch!).

Een van de thema's is van de kracht van taal: elk hoofdstuk heeft een bijwoord of voorzetsel, zeg maar een grammaticale stoplap, als titel: zo komen onder andere 'wherein', 'notwithstanding', 'once', 'thereof', 'hardly' en natuurlijk 'unless' langs als hoofdstuktitels. Ook komen regelmatig de vertalingen die Reta maakt van het werk van de Franse feministe Danielle Westerman langs: woorden die onvertaalbaar zijn van het Frans in het Engels of andersom.

Het boek heeft tenslotte de band tussen verschillende generaties vrouwen: mentor, leerling; moeder, dochter; grootmoeder, kleindochter in zich. En de band tussen de schrijfster en haar vertaalster maar ook die tussen schrijfster en de door haar beschreven (fictieve) personages. Carol Shields is overigens in 2003 op 68-jarige leeftijd overleden.

Enkele citaten ter afsluiting:
'I need to speak further about this problem of women, how they are dismissed and exluded from the most primary of entitlements. But we've come so far; that's the thinking. So far compared with fifty or a hundred years ago. Well, no we've arrived at the new millennium and we haven't "arrived" at all. We've been sent over to the side pocket of the snooker table and made to disappear.'

'I wonder why I can't adapt too. All I wanted was for Norah to be happy; all I wanted was everything. Instead I've come to rest on the lake bottom, stuck there in the thick mud, squirming, and longing to have my eyes taken away.'

'I was afraid of drowning in their approbation. There was nothing hard to hang on to. Any minute I would lose my balance and then I wouldn't be little Reta anymore. Like Norah, I wouldn't be anything.'

'I too am aware of being in incestuous waters, a woman writer who is
writing about a woman writer who is writing.'

'Willow is a superb cook and she has said to me a dozen times - I axaggerate, but only a little - that she reads cookbooks the way other people read novels. "But wouldn't you be less of a bore if you read novels?" I long to say, but of course I don't.'

'I don't think you intend to be discouraging in your book. I think you have merely overlooked those who are routinely overlooked, that is to say half the world's population.'

'Unless is the worry word of the English language. It flies like a moth around the ear, you hardly hear it, and yet everyting depends on its breathy presence. Unless - that's the little subjunctive mineral you carry along in your pocket crease. It's always there, or else not there. (...) Unless you're lucky, unless you're healthy, fertile, unless you're loved and fed, unless you're clear about your sexual direction, unless you're offered what others are offered, you go down in the darkness, down to despair. Unless provides you with a trapdoor, a tunnel into the light, the reverse side of not enough. Unless keeps uyou from drowning in the presiding arrangements.'

'Trombones look idiotically simple, but in fact they're the subject of legend and romance, even greatness.'

'Whenever Alicia (hoofdpersoon uit het boek dat Reta aan het schrijven is) thinks of idealized goodness, the image of granite comes to mind, polished surfaces, impermable stone. But stone can be crashed, rather easily, in fact.'

'The problem is, I'm not sure I believe in the thunderclap of trauma.'

'Life is full of isolated events, but these events, if they are to form a coherent narrative, require odd pieces of language to cement them together, little chips of grammar (mostly adverbs of prepositions) that are hard to define, since they are abstractions of location or relative position, words like therefore, else, other, also, therof, theretofore, instead, otherwise, despite, already and not yet.'

'There you have it: stillness and power, sadness and resignation, contradictions and irrationality. Almost, you might say, the materials of a serious book.'

zondag 30 oktober 2005

Bas Haring - Kaas & de evolutietheorie



Als je dit boekje hebt gelezen, weet je prima hoe evolutie in elkaar zit. En voor mij als ingewijde in de materie vond ik het knap hoe simpel Haring de materie weet te maken.

Het boekje behandelt in korte hoofdstukken de invloed van evolutie, zoals vastgelegd in de evolutietheorie van Charles Darwin, op het onstaan maar vooral het overblijven van eigenschappen. In natuur en cultuur (normen en waarden). Met aansprekende, verhelderende voorbeelden.

De titel 'Kaas & de evolutietheorie' slaat op het feit dat kaas (ja, die eetbare materie) per toeval ontdekt werd en is blijven bestaan doordat mensen het lekker vinden, een handige eigenschap van kaas dus. En dat is eigenlijk de lijn die hij naar alles doortrekt: iets ontstaat toevallig en blijft bestaan doordat het voordelen heeft.

Er zit veel herhaling in het boekje. Dat vond ik overigens geen punt. Het is een immers jeugdboek en de materie ingewikkeld dus telkens even teruggaan om de rode lijn vast te kunnen houden is zelfs noodzakelijk denk ik. Voor volwassenen misschien iets teveel herhaling, dat moet ik toegeven, maar niettemin vond ik het niet erg irritant.

Asne Seierstad - De boekhandelaar van Kaboel



In dit boek beschrijft Seierstad een familie in Afganistan, waar ze een poos (4 maanden) bij in huis heeft gewoond, vlak na de val van de Taliban. Ze sprak met de verschillende familieleden, van wie er enkele behoorlijk Engels spreken. In de inleiding schrijft Seierstad dat ze een bijzondere positie in het gezin aannam, een soort van intersexe: ze was de enige in de familie die met de mannen op pad ging en voor wie de strenge gedrags- en kledingvoorschriften voor vrouwen niet golden. Ondanks dat probeert ze zich in die maanden zoveel mogelijk aan den lijve te ondervinden hoe de vrouwen in Afganistan, ook na de 'bevrijding' leven. Ze weet dit op humoristische, meeslepende wijze na te vertellen.

De familie waarin ze terecht is gekomen is die van Soeltan Khan, een relatief rijke boekhandelaar, slimme sjacheraar in ansichtkaarten en illegaal vermenigvuldigde of geimporteerde boeken. Hij is de patriarch van de familie en bestiert met straffe hand de familie en zijn boekhandels.

Hij is de recente woelige perioden in de Afgaanse geschiedenis, met als bij ons de meest bekende het Taliban-regime, relatief ongeschonden doorgekomen. We maken kennis met zijn vrouw, zijn kinderen, diens familieleden, zijn tweede vrouw (een echt oude bok die wel een groen blaadje lust verhaal). Dat is interessant.

Maar eigenlijk is het oneindig veel interessanter de Afgaanse maatschappij op deze manier te leren kennen. Kern van Seierstads relaas is de ongelijkheid tussen Afgaanse mannen en vrouwen. Deze is enorm groot en de vanzelfsprekendheid daarvan eveneens, niemand, man noch vrouw, jong noch oud, zet daar vraagtekens bij. Nee, dat klopt niet. De jongste zus van het gezin probeert zich aan het einde van het boek voorzichtig te ontworstelen aan haar lot. Maar de familie en ook haar eigen opvattingen dwarbomen die pogingen. Daar werd ik eigenlijk wel woest en verdrietig van. En dat terwijl ik de rest van het boek met een wat geamuseerde glimlach tot me nam.

Vertaald door Diederik Grit

vrijdag 28 oktober 2005

Alwin van Ee - Rood kwik



Het verhaal
De ik-persoon, Ruben Sender, is specialist gevaarlijke stoffen. Als hij bezig is met een opdracht voor een sojafabriek ergens in Utrecht, stuit hij op iets vreemds: één van de medewerkers van de fabriek heeft een rare afspraak in zijn agenda staan. Door deze medewerker te schaduwen komt Ruben op het spoor van een duister zaakje.
Voordat Ruben echter het naadje van de kous hierover heeft uitgevonden heeft de directeur van de fabriek, Charles (uitgesproken als Sjarrel) Lefevre, overigens een vriend van Ruben, nóg een opdracht voor hem: hij moet naar Cuba om daar de aanstaande van Charles te gaan zoeken, van wie die al een tijdje niets heeft vernomen en waarover hij zich dan ook zorgen maakt.

Zo vertrekt Ruben naar Cuba, alwaar hij het hele eiland achter deze vrouw aan reist (en zij telkens net weg is als Ruben arriveert). Maar dat mag de pret niet drukken: Ruben maakt van zijn reis een vakantietrip met gezuip, mooie Cubaanse meiden voor een nachtje plezier, en zo ziet hij nog eens wat van het eiland, dus ach... echt erg vindt hij het niet dat hij de vrouw telkens net niet treft. Maar ja, die rare Italianen die telkens opduiken, hoe kennen die hem toch?

Na zijn Cubaanse avontuur(tjes) stort Ruben zich weer op de eerste zaak, dit maal geholpen door zijn Vlaamse vriend Pat. En dan komt alles bij elkaar.

Rood kwik, het debuut van Alwin van Ee, is een onderhoudend, vlot geschreven misdaadroman. Van Ee hoefde geen moeite te doen mijn aandacht vast te houden. Wel heeft hij hier en daar de neiging het verhaal met iets te veel blabla op te smukken, dat gaat me wel eens tegenstaan. Ik zal onderaan enkele fragmenten opnemen, waaruit dit blijkt. Gelukkig had Rood kwik zoveel vaart dat ik dat punt niet bereikte.

Zeer gedetailleerd beschrijft van Ee de omgeving waar een en ander zich afspeelt. Voor mij als Utrechtse kon ik Ruben daardoor bijna als een detective volgen op zijn tochten door de stad: de wijken, straten en kroegen die hij noemt ken ik. Dat geeft veel herkenning. Ook het Rotterdamse deel van de roman is daardoor herkenbaar (ik ben ook best goed thuis ook in Rotterdam). Ik kan niet zo goed beoordelen of de vele plaatsverwijzingen anderen wellicht zullen irriteren. Ik kan me dat wel voorstellen, want bij de delen over Cuba (waarin van Ee dezelfde mate van detaillering over de verschillende locaties aanbrengt) had ik wel eens het gevoel een reisgids aan het lezen te zijn. Het Cubaanse deel had wat mij betreft dan ook wel wat korter gekund.

Leuk zijn de verwijzingen naar de tijd waarin een en ander zich afspeelt: 2002, niet lang na de vuurwerkramp in Enschede (2000) waarna gevaarlijke stoffen politiek hot werden. Zo is Ruben aan het eind van het boek betrokken bij het onderzoek naar de lekkende giftrein bij station Amersfoort (die trein kan ik me nog goed herinneren!).

Jammer alleen dat hij de werktitel ´Bomba´ (zo las ik op crimezone.nl) gewijzigd heeft in 'Rood kwik'. Het rode kwik speelt namelijk slechts een onduidelijke en kortdurende rol in het boek. Even verwijst van Ee naar rood kwik als zijnde een stof van mogelijk militair belang, maar dat komt verder helemaal niet meer terug. En juist ´Bomba´ is een leuke titel. Dat verwijst naar de benaming van de papaya op Cuba. Papaya is een nogal erotisch getint woord aldaar (althans volgens het boek) en dus noemen de Cubanen deze vrucht fruta bomba (en je begrijpt dat dit woord natuurlijk inmiddels dezelfde lading heeft als papaya...). Ook wordt een keer de uitdrukking 'Passarlo bomba' gebruikt, dat zoiets zou betekenen als het geweldig naar je zin hebben. En dat klopt goed met de beschrijving van Cuba zoals gegeven door van Ee.

Stiekem grijp ik even de gelegenheid aan om de schrijver te wijzen op een paar foutjes:
1. het feit dat de Hinderwet waarnaar op pagina 8 wordt verwezen al sinds 1980 is vervangen door de Wet milieubeheer.
2. dat het vervangen van alleen de SIM-kaart (p. 193) onvoldoende is om je toestel onvindbaar te maken.

Wat voorbeelden van die irritante blabla:
´..., zei ik, terwij lik zin kreeg om haar schouders lichtjes te masseren, maar ik hield me in. Het viel me op dat ze grappige oortjes had.´
------
´Het soepje was klaar.
"Soep en vrouwen moeten heet zijn", zei Matilde.
------
Ruben kookt en we krijgen en passant het recept:
´Ook al ben ik vrijgezel, ik ben er de man niet naar om met een diepvriespizza genoegen te nemejn. Ik zette een pannetje met rijst op en sneed een stuk kipfilet in reepjes. Terwijl ik de groente sneed ...´
En dat gaat zo een halve pagina door, hetgeen mij gevaarlijk dicht bij afhaken bracht!
-----
Nog zo´n erge:
´"Dus jullie zijn Cidy en Kaat", zei ik tegen de vrouwen. "Samen vormen jullie het Cindy-Kaat."
De grap kwam niet aan.'
:-P
-----

Gelukkig zijn er zat leuke, grappige, mooie passages. Mooi bijvoorbeeld hoe van Ee hier het woord wereldstad gebruikt:
´De regio Rotterdam-Rijnmond stond in die tijd op nummer één in de top-vier van grote steden als het om aantallen moorden ging, een twijfelachtige eer. De onderwereld sijpelde hier door de riolen naar boven. Moorddadig, verpauperd, smerig, onpersoonlijk, in één woord: een wereldstad.´
-----
Van Ee weet het volgende stukje Utrecht waar ik heel vaak langs kom prachtig te beschrijven:
'Evenals De Gagel was Fort Blauwkapel een van de vele herinneringen aan de Hollande Waterlinie, dat krankzinnige project om dit deel van Nederland onder water te zetten voor he geval de Duitsers het land zouden binnenvallen. Nooit gebruikt, één groot zinloos feit, met de Duitsers als lachende derden. Nu was het fort een mooi, parkachtig schiereilandje, met een kerk, sportvelden, een restaurant, een theaterpodium, een paar woningen aan de Kapelweg een een rode TPG-brievenbus. Alles wat een mens nodig had, op een goede slijter na dan.'
-----
Hier moest ik ook wel even om grijnzen. Ruben zoekt contact met een politieagente en vraagt haar:
'"Waar zit je eigenlijk?" Met die bovenregionale rechercheurs wist je nooit in welke regio ze uithingen.
"In de Kroonstraat (...)"
"De Kroonstraat? Nooit van gehoord! In Utrecht?"
"Paardenveld, het hoofdbureau van je eigen stad!"'
[geen Utrechter praat over Kroonstraat, maar over Paardenveld. Net zoals je nooit over Utrechtenaren moet praten, dan verraad je dat je niet uit de stad komt, Utrechters zijn we :-)]
-----
'De tijd van de politieke vluchtelingen was voorbij, tegenwoordig waren het slechts nog de Máxima's en de Máximo's die naar Nederland kwamen.'
-----
'"Ach, identiteit! Dat is toch ook maar een verzamelnaampje? Ik ben wat ik leuk vind. Ik ben wie ik leuk vind. Ik vond Charles zo leuk dat ik zelfs bereid was om een deel van mij op te geven, mijn Cubaanse ik te laten verschrompelen en moiezaam een Europese ik op te trekken. (...) Nu vind ik even niks leuk, niemand leuk. En ben ik niemand. En het gekke is dat me dat nog bevalt ook, voor een tijdje dan."
-----

Over de schrijver (Dit heb ik van zijn eigen site):
Alwin van Ee (1958) is schrijver, hispanist, vertaler, publicist en organisator. Sinds 2000 is hij secretaris van het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs. Rood kwik (2005), de eerste in een reeks spannende romans met Ruben Sender in de hoofdrol, is zijn thrillerdebuut. Eerder verscheen het korte misdaadverhaal 'Een berg van steen' in Als ik die dom niet had (2004). In het winternummer van het cultureel gastronomisch magazine Bouillon! verschijnt het korte verhaal 'Het venijn zit in de staart', een spannend culinair verhaal. Alwin van Ee schreef artikelen en essays in o.a. het Utrechts Nieuwsblad, Boekblad en Filosofie Magazine. Naast veel non-fictie vertaalde hij thrillers, zoals Havana Erfenis van de Cubaanse auteur José Latour, en een aantal deeltjes van de The X-Files.

Uitgeverij Signature/Utrecht
2005

zondag 16 oktober 2005

Midas Dekkers leest A. Koolhaas



Ik persoonlijk ben dol op Koolhaas, maar gruw van Dekkers. Gelukkig schreef die slechts een inleiding en volgden daarna een aantal prachtverhalen van Koolhaas, zonder verder commentaar.

Twas weer genieten van met name de verhalen over de muizen en de varkens. Het verhaal over de spin kende ik nog niet, het verhaal over de snoek vond ik minder, evenals dat over de olifant. Een prachtige uitsmijter: doodstil eitje. Schitterend!

Het taalgebruik van Koolhaas is natuurlijk hopeloos verouderd maar dat mocht de pret niet drukken!

vrijdag 23 september 2005

Per Olov Enquist - De vijfde winter van de magnetiseur



Moeilijk om wat over dit boek te vertellen, merk ik. Het is zo'n raar maar ook intrigerend boek...

Het verhaal
De 18e eeuwse magnetiseur Friedrich Meisner leeft zijn leven op een cyclische manier: hij komt ergens aan in een nieuwe plaats, start terwijl hij gedoogd wordt door de reguliere medici een kleine praktijk, weet een wondertje te verrichten, wordt groot en belangrijk, laadt zich de afgunst maar soms ook bewondering van de stadsdokters op zijn hals, wordt overmoedig en komt ten val.

We maken een zo'n cyclus mee. Bijzonder hierbij is de manier waarop, namelijk vanuit twee perspectieven: de magenetisur zelf en de arts wiens dochter door Meisner van haar blindheid genezen wordt en die dan vrijwillig de medische 'toezichthouder' tijdens Meisners sessies wordt. Wordt hem zand in de ogen gestrooid, kan hij nog wel objectief blijven (zo zijn de beschuldigingen van de andere artsen in de stad) of is Meisner inderdaad een wonderdoener?

Eigenlijk is het een naargeestig boek met veel kaarslicht, oplichterij, hoop die telkens de grond in geboord wordt, maar toch: je wordt meegesleept en al zie je dat het een charlatan is, sommige 'wonderen' lijken wel echt.

Ik heb het bezoek van de lijfarts nooit gelezen, maar dat schijnt qua sfeer wel overeenkomstigheden te hebben...

woensdag 21 september 2005

DBC Pierre - Vernon God Little



Afgelopen week las ik Vernon God Little van DBC Pierre. Wat een indrukwekkend boek: spannend, schrijnend en hilarisch tegelijk.

Het verhaal: de ik persoon, de 15-jarige Vernon Gregory Little, ontsnapt door 'de roeping der natuur' aan de gruweldaad waarbij zijn vriend Jesus al zijn klasgenoten om het leven brengt. De dorpsgenoten zoeken iemand om hun onbegrip, verdriet en woede op af te reageren en vinden in Vernon een gemakkelijke prooi. Hij was immers de vriend van Jesus? Ze worden hierbij flink aangemoedigd door de paperazzi-journalist Eulalio (Lally) Ledesma, die in Vernon een ideale mogelijkheid ontwaart om zichzelf goed op de kaart te zetten. Vernon kan de spanning niet verdragen en vlucht naar Mexico. Tijdens de klopjacht die volgt verwerft hij nationale faam. De rest vertel ik lekker niet :-)

Waarom vond ik het spannend: je weet aan het begin dat Vernon onschuldig is, maar lukt het hem ook anderen daarvan te overtuigen? Durft hij zijn gene over zijn darmproblemen in de strijd te gooien om zich het leven te redden?

Schrijnend is het boek omdat de grote woorden 'innocent until proven guilty' in de dorpsgemeenschap duidelijk niet opgaan. Zelfs zijn moeder gelooft niet dat hij er niets mee te maken heeft gehad en werpt zich in plaats van het vechten voor haar zoon liever aan de voeten van Lally (die de diverse dames in het dorp alleen maar het hof maakt om aan informatie te komen). Schrijnend ook dat zij niet komt als Vernon terecht moet staan want 'misschien wordt de nieuwe koelkast vandaag wel geleverd'. En de acceptatie van die reden als heel gewoon door iedereen in het dorp, inclusief Vernon zelf.

Hilarische momenten zijn er ook genoeg, bijvoorbeeld dat bijna iedereen in het dorp Gurie heet, het is echt zo'n incestdorp dus. Ook de manier waarop op een 'Big Brother'-achtige manier het publiek mag kiezen welke terdoodveroordeelde die dag het loodje moet gaan leggen is zo grappig bechreven dat het het gruwelijke van de gedachte omzet in een hardop lachen. En de manier waarop Vernon telkens zijn tweede naam gebruikt om zijn toestand te beschrijven: Vernon Godzilla Little, Vernon Gonzalez Little (in Mexico) etc. is ook erg humoristisch.

Herkenbaar als je wel eens naar van die Amerikaanse programma's over gevangenissen kijkt is de verandering die Vernon doormaakt in de bak: van f..kin' dit en f..kin' dat (het staat voluit in het boek maar Elsje blijft een netjes meisje) naar zich bij alles wat hij zegt afvragen of het niet te grof verwoord is.

Het einde vond ik jammer, dat zal ik meer over vertellen onder een

V

E

R

K

L

A

P

P

E

R

Waarom eindigt het nou niet bij de 'dromen' van Vernon als hij op de tafel ligt, wachtend op de dodelijke injectie van waar men allemaal achter zal komen? Waarom is dat ineens echt en komt hij vrij? En hoe moet het in godsnaam verder met hem en zijn moeder en dat hele dorp??

maandag 19 september 2005

Julia Voznesenskaja - De vrouwendecamerone



Al lang stond op mijn te herlezen lijstje de Vrouwendecamerone van Julia Voznesenskaja. En toen er een paar maanden geleden bij de boekgrrls enthousiast over de 'echte' decamerone werd gemaild, voegde ik de daad bij het woord en herlas het. Stukje bij beetje want het is een heftig boek.

Het beschrijft een kraamafdeling in een Russisch ziekenhuis van halverwege de jaren '80, de Sovietunie was toen nog een. Doordat er een of ander probleem is (dat wordt niet duidelijk) moeten 10 totaal verschillende vrouwen 10 dagen lang in quarantaine. Om de tijd te doden vertellen ze elkaar elke dag verhalen rondom een bepaald thema, zoals 'de eerste liefde', 'gemene loeders', 'wraak' en 'geluk'. Omdat de vrouwen allemaal een totaal andere achtergrond hebben (van politiek ge-engageerd tot juist niet, van zwerfster tot kunstenares) geeft het boek je een mooi kijkje in de keuken van het leven van _de_ Russische vrouw.

De verhalen zijn over het algemeen vreselijk schrijnend maar worden zo 'matter of fact' achtig gebracht dat het nergens zeurderig of over de top wordt. Over de verhalen zelf ga ik verder niets schrijven, want ze zijn maar kort (10 keer 10 verhalen in een boekje van maar 428 blz (Rainbowpocket, 1986).

Elk verhaal begint met een klein inleidinkje, dat vaak grappig is en meestal nodig (om de verschillende vrouwen uit elkaar te kunnen houden).

Het was het herlezen absoluut waard!!

maandag 12 september 2005

Andres Trapiello - De vrienden van de perfecte misdaad



Het verhaal
Een vriendenclub komt wekelijks bijeen in de kroeg. De liefde voor misdaadromans is wat hen bindt. De club heet dan ook 'VPM' oftewel 'vrienden van de perfecte misdaad'. Elk van hen draagt als bijnaam de naam van een schrijver van misdaadromans (zoals Poe) of een beroemd personage uit een misdaadroman (zoals Miss Marple). Doel van de club is te komen tot een set regels voor de perfecte misdaadroman. Door veel te lezen en boeken samen te analyseren komen ze een heel eind. Maar ook krantenknipsels over moorden behoren tot het hersenvoer van de leden.

Het belangrijkste lid van de club is Paco Cortes oftewel Sam Spade. Hij is zelf auteur van middelmatige misdaadromannetjes (van het soort dat je supergoedkoop op stations koopt), die hij onder een stuk of wat buitelands klinkende pseudoniemen schrijft. Paco is gescheiden en obsessief bezig met het terugkrijgen van zijn vrouw Dora. Zij is er niet van onder de indruk want bij elk boek hoort veldwerk waarbij Paco haar aan de lopende band besodemieterde.

Op een dag krijgt Paco/Sam het aan de stok met zijn uitgeverij (Dulcinea!) en besluit met schrijven te stoppen en in plaats daarvan een detectivebureau te beginnen. Hierbij rekent hij op de hulp van zijn VPM-vrienden. Helaas voor hem vindt er dan een moord plaats waarbij de verdenking al snel op de VPM-leden valt. Aangezien deze moord plaatsvindt vlak na de mislukte couppoging van 23 februari 1981, wordt het dan, met het Franco-tijdperk nog vers in het geheugen, ieder voor zich. De club valt als gevolg hiervan uiteen en daarmee ook het plan van Paco/Sam.

Toch laat de moord hem niet met rust en hij blijft speuren naar de ware toedracht. De vermoorde was al lange tijd een bijzonder onaangenaam persoon, dus wat te doen als hij achter de identiteit van de moordenaar komt? Ondanks dat veel Spanjaarden het Franco-tijdperk achter zich willen laten, blijkt ook nu juist daarin de sleutel te liggen.

Een echt vakantieboek. Het verhaal is lekker vlot geschreven, al hapert het aan het eind wel een beetje (er zit wel erg lang tussen de moord en de oplossing). En de verschillende leden van de VPM blijven alleen wel erg onuitgewerkt. Nou is dat niet zo erg, het is tenslotte een misdaadroman, waarbij het dus om de misdaad en de oplossing daarvan draait (aldus een van de regels uit het boek) maar jammer vond ik het wel. Er komen namelijk zoveel personages in voor, die ook nog eens allemaal een bijnaam hebben (volgens de blurb zelf een 'toepasselijke bijnaam', nou die toepasselijkheid kon ik er niet in ontdekken) wat het aantal te onthouden namen mi onnodig groot maakt.

Wat dit eigenlijk een bijzonder boek maakt is dat de VPM zoveel moeite doet de 'regels' van de goede misdaadroman op te stellen en Trapiello die regels vrijwel allemaal met voeten treedt. Ik citeer een aantal van die regels:
- De lezer en de detective moeten dezelfde kansen hebben om het probleem op te lossen. Dat is essentieel. (…). De schrijver moet geen andere trucjes en sluwheden gebruiken dan die de dader met de detective uithaalt.
- In een echte misdaadroman moeten geen liefdesaffaires voorkomen. Vrouwen, zoveel je maar wil, maar liefde, nee.
- De dader mag nooit de detective noch iemand van de politie zijn.
- De dader moet gevonden worden via deductie, niet per ongeluk, per toeval of door een spontane bekentenis van de dader.
- Er bestaat geen misdaadroman zonder lijk.
- Er mag maar 1 detective per roman zijn.
- Nooit en te nimmer, onder geen enkele voorwaarde, mag de schrijver de dader halen uit het huishoudelijk personeel, butlers, tuinlieden, huisknechten, chauffeurs, enzovoort.-
Om dezelfde reden waarom er maar een detective mag zijn, mag er ook slechts een dader zijn, zodat de lezer alle haat die er in hem opkomt op hem concentreert.
- Geen beschrijvende of poetische fragmenten en geen gedetailleerde sfeerbeschrijvingen.
- De oplossing van de zaak moet realistisch en wetenschappelijk zijn. In misdaadromans zijn wonderen uit den boze.
- Het is onvergeeflijk als dat wat in de loop van de hele roman als een moord wordt gepresenteerd, aan het eind een ongeluk of zelfmoord blijkt te zijn.
- Van kapitaal belang: het motief van het misdrijf moet persoonlijk zijn.
- Er mogen helemaal geen onbetamelijke trucjes worden toegepast. De schaamteloze schurk moet niet ontmaskerd worden door een sigarettenpeuk op de plaats van de misdaad, niet door valse vingerafdrukken, niet omdat de hond van het huis niet aansloeg, niet door een tweelingbroer, niet door het serum van de waarheid.
- Het goede is het goede en het kwade is het kwade; het goede mag onder geen beding het kwade worden, ook niet andersom, en de goeden mogen geen slechten worden en de slechten geen goeden.

Tot slot enkele citaten
'Hij had nog nooit met zijn eigen naam getekend. Wie kocht er nou een misdaadroman geschreven door iemand met de naam Francisco Cortes, die gescheiden was, een larmoyant leven leidde en in een huis woonde in de Calle Espartinas in Madrid?'

'Misdrijven zijn overal en in alle tijden ongeveer gelijk. Er wordt gemoord uit liefde, om geld of macht. Wat varieert is de wijze waarop de zaken worden opgelost.'

'Ik begrijp ook vrouwen in boeken niet zo goed. Daar kan ik moeilijk mee uit de voeten. In het leven hou ik juist zoveel van ze, maar in mijn boeken heb ik een hekel aan ze. Klassieke misdaadromans, zoals ik ze zie, zijn mannenzaken, net als ridderromans. Wie is Dulcinea? Niks, niemand, een schim, het verlangen van Don Quichot. Daarom houden vrouwen ook niet van de Quichot.'

'Voor een detective zijn alle misdrijven gelijk, zoals voor de hepatoloog alle levers gelijk zijn. Misdrijven zijn altijd heel democratisch. Zodra je wordt vermoord, ben je een lijk en als lijk is iedereen oke. Zolang je leeft moet je heel veel bewijzen. Maar als dode is zelfs de grootste stommeling oke.'

'Iedereen weet dat de politie zegt dat er geen Perfecte Misdaad bestaat, maar alleen incompetente, onachtzame detectives.'

'Maar op instigatie van Hanna kwamen ze zo'n reglement overeen dat meestal veel gunstiger uitpakt voor de een en de ander benadeelt: ieder was vrij om een verhouding aan te gaan als de gelegenheid zich voordeed en het uitkwam, als er maar niet samen met een ander geslapen werd in dat huis en logischerwijs niet in dat bed.'

'”In elke geval”, kwam Poe tussenbeide, “is het aantal onopgeloste moorden vandaag de dag even groot als tweehonderd jaar geleden. De vooruitgang van de wetenschap doet nauwelijks terzake als het gaat om perfectie.'

'Paco was rustig, mischien verbaasd te zien dat de realiteit weinig overeenkomst vertoonde met misdaadromans, tenminste met degene die hij geschreven had. Dit was zijn eerste les: het perspectief verandert ingrijpentd als je aan de kant van de wet staat of er recht tegenover, als de wet je beschouwt als onschuldig of als verdachrte, als je naast het vuurpeloton staat of aan de andere kant. En uiteraard maakt het niets uit of je denkt dat je onschuldig bent of schuldig.'

'…, maar de politie, die per slot van rekening bestond uit bureaucratieminnende ambtenaren, heeft nooit haast en houdt van omwegen, zoals delinquenten van de kortste weg.'

'Jullie weten dat mijn theorie is dat iemand veroordeeld en vrijgesproken kan worden op grond van zijn verleden, en niet zozeer om wat hij heeft gedaan in het heden.'

'…, de angst van de beulen. Dat zijn jouw woorden. En de angst van de slachtoffers, hoe moet je die dan noemen? Je moet kiezen tussen slachtoffers en beulen, niet tussen angsten.'

Oorspronkelijke titel: Los amigos del crimen perfecto (2003)
Vertaald uit het Spaans door Dorothea ter Horst

zondag 21 augustus 2005

Louise O. Fresco - De tuin van de sultan van Rome



Vanmiddag komt een vriendin van wie ik het volgende boekje leende, dus nu even enkele woorden.

Een dun boekje, uitgegeven als hardcover met een prachtig omslag. Dus ik begon nieuwsgierig te lezen. Het vertelt het nogal schokkende verhaal van de jonge ik-persoon die als illegale immigrant in Rome probeert te overleven. Hij is bij de boot (uit Afrika, vermoed ik, dat wordt niet duidelijk) opgepikt door een soortement slavendrijver, bij wie hij in een kamertje mag wonen, met drie andere (jonge) mannen, zeer waarschijnlijk ook illegalen. Ze moeten voor de baas allerlei klusjes opknappen, tegen vergoeding uiteraard. In de twee jaar dat de ik-persoon in Rome is, heeft hij op die manier een fortuin bijeen gespaard van maar liefst 40 euro! :-\

Alle gevaren die deze illegalen bedreigen komen langs: politie, angst voor andere groepen, de chantage en het verraad, honger, bedelen, leuren met rozen.

Wat betreft de titel: de ik-persoon gaat graag naar een nogal vervallen en smerig park: de tuin van de sultan van Rome. In de gewone parken raakt hij namelijk als moslimjongen in de war van de uitdagende vrouwen (hoertjes en 'gewone' parkbezoeksters). Op een nacht beleeft hij daar echter iets vreselijks waardoor zijn leven in Rome abrupt tot een eind komt.

In een bijna droge stijl schetst Fresco de verwondering van de jonge immigrant, waardoor je met je neus op de feiten gedrukt wordt zonder dat het overdramatisch is. Gisteren zag ik 'Rabbit-proof fence' waarin eenzelfde soort droge stijl wordt gebruikt. Heel indrukwekkend.

Het enige dat ik moeilijk te geloven vindt is dat een jongen van een jaar of 20 (want dat blijkt hij uiteindelijk ongeveer te moeten zijn) zo ontzettend onnozel blijft, ook na twee jaar in de grote stad.

donderdag 30 juni 2005

Philippe Claudel - Zonder mij



Pjoe, uit! Had Grijze zielen niet gelezen, dit was mijn kennismaking met Claudel. Gisterenavond begonnen en mezelf er net kunnen weerhouden van het meenemen naar bed. Ademloos, telefoon zojuist laten rinkelen, nee, _nu_ even niet!

In een situatie waarin je verdriet hebt, is elke lelijkheid een aanval op je toch al kapotte zenuwen. De ik-persoon zoekt natuurlijk in alles bevestiging van zijn voornemen. Ik vroeg me af of hij het zal redden na de aftuiging van zijn collega.

De irritatie over de moderne oppas die door een aantal van de boekgrrls werd gevoeld deel ik niet. Ieder krijgt de oppas die hij verdient :-) en iemand vinden die ook 's avonds en in het weekend als de ik-persoon dienst heeft kan komen is wel moeilijk dus hij zal allang blij zijn geweest dat hij haar had.

vrijdag 3 juni 2005

Anna Brouwer - Land van gebroken beloftes



Het boek is een verslag van ruim 450 pagina’s van een tweetal reizen door Rusland die de schrijfster maakte met de jongvolwassen dochter van een Russische vluchteling die zich in Nederland vestigde. In die reizen krijg je een vergezicht voorgeschoteld op de geschiedenis van Rusland van de 20e eeuw, op het Russisch landschap en de Russische maatschappij van nu. Fascinerend!

In een heldere, gedetailleerde (maar zelden onnodig uitgesponnen) stijl beschrijft Anna Brouwer om en om de gesprekken met de familie van Polina (Polja voor intimi) die ze tijdens de eerste reis bezochten (de hoofdstukken heten dan ook veelal naar mensen) en de treinreis dwars door Siberië die ze de tweede keer samen maken (die hoofstukken heten in zowel Russisch als Nederlands naar de vertrek en aankomstplaats van de etappe).

De familiegeschiedenissen uit de eerste reis opgetekend volgen de vrouwelijke lijn: de overgrootmoeder Olga (bijna 100 jaar oud!), die de Russische revolutie meemaakte, de grootmoeder Tamara, een overtuigd communiste (Stalinistische periode), de moeder Lara, die de periode van glasnost en perestroika van Gorbatsjov benutte om stinkend rijk te worden en als gevolg van bedreigingen door de Russische maffia besloot naar Nederland te vluchten en tot slot de dochter Polina die in Nederland opgroeit, vrij van de Russische zwaarmoedigheid. Hier is de duik in een eeuw Russische geschiedenis aan opgehangen. Deze duik wordt verder uitgediept en onderbouwd met feitenmateriaal uit allerlei andere bronnen, waardoor je een redelijk goed beeld krijgt van wat er allemaal in Rusland is gebeurd de afgelopen eeuw.

Polina wil Anna graag het Rusland zoals zij het zich kan herinneren, waar zij als kind gelukkig is geweest, laten beleven, vandaar de tweede reis: van Moskou naar het Bajkalmeer. Tijdens die treinreis dwars door Siberie wordt Polina echter steeds geconfronteerd met het feit dat het Rusland van nu niet spoort met het Rusland uit haar herinneringen en met de verbazing, nee, verbijstering van de schrijfster die zich haast niet kan voorstellen dat een volk zich zo laat leven/leeft, zo corrupt is (en dat gewoon vindt!) en zo verschrikkelijk zuipt. Maar ook de keerzijde: de superhartelijkheid van de Russen die aan de twee vrouwen die ze nog maar net ontmoet hebben zomaar onderdak verlenen en zelfs hun enige bed aan hen afstaan, hen van alles laten zien. En daarnaast het ongeloof van de Russen over de verhalen over Nederland: het kan simpelweg niet zo zijn dat er een land bestaat waar je niet tig jaar op een appartement moet wachten, of uren op brood (tenzij je connecties hebt natuurlijk).

Ter illustratie van beide verhaallijnen een aantal fragmenten:
p.51: Over de alomtegenwoordige corruptie:
(Anna en Polja willen naar het mausoleum van Lenin maar er staat een lange, lange rij. Polja weet wel hoe ze kan ritselen zodat zij niet hoeven te wachten): Deze soldaat blijkt het Engels machtig te zijn. You go – you put the money in bag – I check bag – nobody see,’ zegt hij. We lopen een eindje samen op. Hij wroet in Polina’s handtas, goochelt een biljet in zijn mouw en kijkt nijdig. 'This only ten dollars, not twenty’. ' Take it or leave it’ zegt Polina. 'Tien is meer dan genoeg. Zie ik er soms uit als een halvegare Amerikaan?’ De soldaat draait zich om en draagt zijn verlies als een man. 'Deze vrouwen moeten begeleid worden,’ roept hij naar zijn kameraden en wenkt dat we hem moeten volgen. We marcheren met z’n drieen naar de ingang van het mausoleum. 'Vertel over Amsterdam,’ commandeert hij. 'Het is daar zeker onleefbaar met al die misdaad en die drugs’.”

p. 86: (Anna en Polja zitten in de trein met twee mensen, [trouwens fantastische verhalen over het treinsysteem van Rusland, maar daar ga ik nu maar even niet op in] Volodja en Victoria): ‘Ik vraag Volodja hoe hij vroeger dacht over de communisten en hun heilsleer. Geloofde hij in de leugen? Hij wil het geen leugen noemen. 'Je werkt niet voor je individuele geluk. Daar ging het leven niet over. Je werkte voor de toekomst. Dat werd ons altijd gezegd en dat was ook de waarheid. "

p. 135: (over het einde van de Tsarentijd):
‘Daar was hun laatste gevangenis een villa die bekenstond als het Ipatjev Huis, of ook wel als het Huis met het Bijzondere Doel. Wat het bijzondere doel was is aan Nicolaas voorbijgegaan, hetgeen valt op te maken uit zijn dagboekaantekeningen (...) Eind mei, drie weken voor de fatale datum schrijft hij: De contacten met de buitenwereld zijn onlangs gewijzigd. Onze gevangenbewaarders proberen ont te ontwijken en praten niet meer met ons. (...) Onbegrijpelijk!’ Maar de werkelijke reden voor de gedragsverandering van de bewakers is tot niemand van het gezin doorgedrongen.”

p. 181: (over het systeem, waardoor angst diep wortelde in de Rus):
‘Lara’s verklaring klonk nogal religieus. 'In mijn jeugd was elk mens schuldig, alleen al omdat hij geboren was. Want elk kind dat geboren werd, was een mond om te voeden. Het systeem zorgde ervoor dat er net niet genoeg voedsel was, zodat de mensen van elkaar moesten stelen om in leven te blijven. Iedereen voelde zich schuldig en iedereen was ook schuldig.’ Ze zuchtte. 'Maar in mijn leven is het rare dat mijn moeder haar hele leven nooit iets gestolen heeft. En dat is gewoon gek. Ik zou mijn moeder moeten beschuldigen van het feit dat ze niet gestolen heeft toen ze de gelegenheid had. Want ze had mij veel meer kunnen geven. Maar mijn moeder weigerde te stelen, uit principe. Zijzelf was namelijk opgevoed in de tijd van Stalin. Zij was de perfecte vrouw voor het communistische systeem.”

Dit krijgt een vervolg op p. 190: ‘Hoe geraffineerder je het systeem te pakken kon nemen, hoe trotser je was op jezelf. Maar je werd ook banger. De risico’s waren enorm.” [Lara verwijst hier naar de altijd op de loer liggende kans om te worden gedeporteerd, ES]

p. 190: over het drankgebruik van de Russen (Lara):
‘Waarom denk je dat de Russen zoveel drinken? Omdat ze al vier eeuwen bang zijn. Als mensen niet opgewassen zijn tegen de angst kiezen ze de gemakkelijkste weg: alles vergeten.”

p. 262: over de wetenschap (Tamara)
‘Wij leefden voor het debat. Leraren en wetenschappers werden gezien als de ideologische voortrekkers. Een van de leuzen was ook: 'De Partij is het Intellect, de Trots en het Aangezicht van ons tijdperk’ (...) Maar als je een afwijkende mening had, gaven ze je gelegenheid die te uiten. Je kon natuurlijk geen meningen verkondigen die strijdig waren me de beginselen of voorschriften. Als je overdreef werd je naar de goelag gestuurd, of erger. (...) Het was een sinistere paradox. Er waren altijd en overal debatten en disputen en dat was ook heel goed. Maar tegelijkertijd was je doodsbang om de verkeerde dingen te zeggen.”

p. 264: de dood van Stalin, in 1953 (Tamara):
”Om halfzeven waren alle leerlingen op school. De directeur zette iedereen in de paradestand en daar stonden we, terwijl we bijna door de knieen gingen van verdriet. (...) Er is een einde gekomen aan het leven van onze grootste vriend en leraar, onze machtige vader, onze geliefde Stalin. We dachten echt dat het einde van de wereld nabij was.”

p. 311: over de Koude oorlog, 1956 (Anna):
"Voor mij is 1956 het jaar dat de wereld in tweeen werd gespleten. De tegenstellingen tussen de twee supermachten Amerika en de Sovjet-Unie waren daarvoor ook als onverzoenlijk, maar na de Hongaarse opstand nam de rivaliteit krankzinnige vormen aan. (...) Het arme Russische volk kon er niets aandoen. het bestond uit dode, want ongedoopte zielen en was verdoemd tot eeuwige duisternis. Wij, rooms-katholieke kinderen in het zuiden van Nederland vreesden de Russische beer meer dan de duivel zelf."

p. 365: over Irkoetsk:
"De mondaine uitstraling van de stad moest iedere vreemdeling wel verbazen, zo volkomen in tegenspraak als die was met het bestaande beeld van de verbanningsoorden in Siberie: sinistere godverlatenheid over de rand van de beschaving, 'de vrieshel waaruit geen terugekeer mogelijk is'. Maar de ironie is dat het juist de tsaar en zijn genadeloze regime zijn geweest die de opmaat hebben gegeven voor de tomeloze ontwikkeling van de stad." [Volgt een schitterend verhaal over verbannen opstandelingen die in Parijs waren geweest en het Parisienner wereldje wisten te kopieren in hun verbanningsoord.]

p. 383: over vergeten:
"In de krant stond een bericht dat de graafmachines [die bezig zijn het vliegveld van Irkoetsk uit te breiden met het oog op de verwachte/gehoopte toename vn het toerisme naar het Baikal-meer, ES] vorige week op een onbekend massagraf zijn gestoten. Ze vonden de overblijfselen van duizenden slachtoffers van de Goelag. 'Duizenden! Wat gebeurt darmee?' De mannen voorin hebben geen idee. 'Staat Irkoetsk op zijn kop? Wordt er een ceremonie gehouden? Komt er een gedenkteken?' Nee, niet dat ze weten. Ze hebben er nog niet over nagedacht. Niemand denkt daarover na. Die botten worden gewoon ergens anders begraven. Het is verdomme altijd hetzelfde. De Russen zijn blij als ze werk hebben en het hoofd boven water kunnen houden. Het liefst zouden ze als die geschiedenissen van vroeger doodzwijgen."

p. 386, bij het Baikalmeer, het einde van de trip door Siberie:
"Ik ben gelukkig' zegt Polja plechtig, samenzweerderig. 'Het is mooi en prachtig. Dit is onze beloning.'"

p. 400, evaluatie (Polja):
"Ik heb echt geen spijt van onze reis. Misschien lijkt dat soms zo, maar ik vind vertalen niet erg. Toen we net onderweg waren vond ik het juist interssant, als die verhalen van dit is hier zo slecht, en dat moet beter. Ik wilde dat jij precies wist wat er er werd gezegd, zodat je ons zou gaan begrijpen. Ik wilde je ook alles vertellen zoals ik het me herinnerde.' Maar, zegt ze, ze had zich gerealiseerd dat ze weinig hoogte kreeg van wat de mensen bezielde (...) Ik kon er niet genoeg van krijgen om naar de Russen te luisteren. Maar tegelijkertijd ergerden hun verhalen mij. Het was mijn eigen schuld, natuurlijk. Ik had nooit opgelet. Ik had altijd alles als vanzelfsprekend aangenomen. (...) [ik heb ook lang gedacht] dat Rusland na het communisme veranderd was. Maar dat is niet zo. De Russen waren vroeger net zo. Dat is het hem nou juist. Dat ik dat heel goed wist natuurlijk."

Al met al een boek over een interessant land, een interessante familie en nog op een onderhoudende manier geschreven ook: een aanbeveling! Soms herhaalt Anna zichzelf, dat is jammer, zo wordt tijdens een bepaald deel van de treinreis twee keer vlak achter elkaar gemeld dat ze Russische thee gaan drinken, met bessen erin en dat dat een bepaalde naam heeft (heb het niet aangestreept dus kan het nu natuurlijk niet meer terugvinden, dus kennelijk is het niet zo storend geweest dat ik het nodig vond een potlood te gaan zoeken). Het enige dat ik echt jammer vond is dat er wel een historisch feitenoverzicht achterin is opgenomen, maar nergens een kaartje. Ik heb tijdens het lezen regelmatig de atlas erbij gepakt. En dat leest niet zo lekker in bed....

woensdag 18 mei 2005

Helene Nolthenius - Addio Grimaldi!



Van Yvonnep kreeg ik een ouwetje van Nolthenius toegestuurd: Addio, Grimaldi! uit 1953. Het bundeltje bevat een tweetal verhalen die zich, in geheel Noltheniaanse traditie, afspelen in Italie.

Het titelverhaal speelt zich af in het Noord-Italiaanse dorpje Grimaldi, in de jaren '40 van de vorige eeuw. Het verlies in het geloof dat wie land bezit, het altijd zal redden, staat centraal in dit verhaal. Het verhaal bestaat uit een aantal delen. He eerste deel speelt zich af in de aanloop naar WOII, het tweede deel tijdens de oorlog en het derde tijdens de periode daarna, die eigenlijk een periode van wederopbouw had moeten zijn, maar hoe bouw je 'weder' op als er niets over is? Dus: addio, Grimaldi!

Prachtig beschreven families en tradities en hoe die ten onder gaan in het geweld van WOII. Zo is er moeder Bernetti, een oude matriarch die haar rijkdom te danken heeft aan de wijngaarden die ze eigenhandig opgebouwd heeft. Als de wijngaarden het veld moeten ruimen voor de bunkers is ze niets meer. De weduwe Anita Forlani, die de dorpskroeg runt en wiens dochter (zeer keurig verloofd) wanhopig is als haar aanstaande naar de oorlog geroepen wordt: zal ze ooit moeder worden? De blonde Angela, die het met de zeden juist niet zo nauw neemt, in de oorlog een kind krijgt en daardoor het gevaar loopt door haar enige familie verstoten te worden. De hoteleigenaar in het dorp, waar de moffen ingekwartierd worden. De pastoor, die met het dorpsgeloof in hetgeen de aarde te bieden heeft, vergeefs op zieltjesjacht is en pas zijn heil vindt als hij zich bij de ondergrondse beweging aansluit tijdens de oorlog. Etc. etc. Prachtig geschilderde tafereeltjes.

Het tweede verhaal speelt zich een eeuw eerder af in de moerassen van Zuid-Italie. De seculiere dokter en de ingekakte pastoor van een klein dorpje, die noodgedwongen vrienden zijn (als zijnde de enige twee 'intellectuelen' van het dorp, ondanks hun ver uiteenlopende ideeen rondom het geloof), raken samen in een avontuur terecht als zij gekidnapt worden door een beruchte roversbende die de bergstreken van Zuid-Italie onveilig maakt. Dit is een verhaal in de stijl van Lapo Mosca, de detectives die Nolthenius schrijft over de middeleeuwse monnik.

Ja, een lekker bundeltje!

dinsdag 17 mei 2005

Yann Martel - Life of Pi



Het verhaal
De familie van de directeur van een Indiase dierentuin emigreert naar Canada. Zij doen dat per vrachtschip, omdat ook een aantal dieren meeverhuist. Onderweg vergaat het schip totaal onverwachts. De 16-jarige zoon Pi (voluit Piscine Molitor Patel, vernoemd naar het favoriete Parijse zwembad van zijn oom toen die als jonge man in Parijs woonde) actief christen, moslim En budhist (heerlijk beschreven passages over zijn kennismaking met deze godsdiensten, maar dat terzijde) overleeft als enige mens deze scheepsramp. Hij dobbert ruim 7 maanden in een sloep rond alvorens hij gered wordt. Als zijn gezelschap heeft hij een zebra, een hyena, een orang-oetan en een Bengaalse tijger. Prachtig wordt het machtsspel tussen deze dieren (Pi even meegerekend) beschreven.

Ik kon het niet wegleggen, wat een prachtig boek! Op de cover stond dat het je in God zou doen geloven. Nu ben ik verstokt atheist, en daarvan niet genezen. Ik heb het meer als een zeer goed geschreven sprookje ervaren (een soort ark van Noach idee, toch bijbels dan misschien ;-) )

Zeker als je van sprookjes houdt is dit een absolute aanrader!

zondag 1 mei 2005

Agnes Verbiest - Als ik jou toch niet had



Wat ontzettend moeilijk om iets te schrijven over een boek waarvan je de schrijfster kent. En zeker als je niet onverdeeld enthousiast bent. Want dat gebeurde me bij het lezen van 'Als ik jou toch niet had - de taal van complimenten' van Agnes Verbiest.

Het onderwerp is erg interessant: waarom maken complimenten geven en ontvangen mensen ongemakkelijk (ze voelen zich al snel klemgezet, twijfelen aan de echtheid en de bedoeling van het gezegde) en wat is hierbij het verschil tussen mannen en vrouwen en tussen hierarchisch hoger en lager geplaatsten?

De onderzoeksresultaten die Verbiest presenteert prikkelen eveneens: verschillende typen complimenten (en ook opmerkingen die als compliment worden verpakt maar eigenlijk een sneer zijn) passeren de revue, netjes gesorteerd naar de vorm, het onderwerp waarover een compliment wordt gegeven, het gevoel bij de ontvanger van het compliment, de reactie van de ontvanger naar de gever. En dan al die zaken ook onderzocht vanuit een genderperspectief en in de context van sociale verhoudingen geplaatst.

De theorie waaraan Verbiest het ophangt is de zgn. Beleefdheidstheorie, een theorie die ervan uitgaat dat een conversatie altijd uit een heenzin en een terugzin bestaat. Ontbreekt in een gesprek een van beiden, dan is er kans op een ongemakkelijk gevoel want het gesprek is niet af. Op een compliment hoort dus altijd een reactie. Maar ja, hoe moet je in hemelsnaam reageren op een compliment als je twijfelt aan de oprechtheid of niet slijmerig of snoeverig over wilt komen? Dat we daarin dus zeer omzichtig opereren want dat is zeer slecht voor de verstandhouding moge duidelijk zijn. Dus moet je je compliment niet te groot maken (anders wordt het snel als onecht beschouwd), kies je een vaste vorm (het woord 'leuk' blijkt daarin het meest te worden gebruikt), gaat het over sociaal geaccepteerde complimentonderwerpen (onder te verdelen in de categorien uiterlijk, resultaat, bezit en persoonlijkheid) en nivelleert een zgn solidariteitscompliment de sociale ongelijkheid en wordt daarom door mannen aan hoger geplaatse vrouwen gegeven (maar niet aan hoger geplaatste mannen), die dat trouwens niet als onprettig ervaren want vrouwen wisselen onderling graag solidariteitscomplimenten uit.

So far so good: Verbiest kletst niet zomaar wat uit haar nekharen (of de theoretische onderbouwing die ze gebruikt, gangbaar en geaccepteerd is kan ik niet beoordelen maar gezien haar wetenschappelijke standing ga ik daarvan uit), in ieder geval gebruikt ze de theorie op een consequente en duidelijke manier, ze structureert de tekst goed, bouwt haar verhaal op een logische manier op, schrijft lekker leesbaar en gebruikt aansprekende voorbeelden. De doelstelling van het boek, mensen bewust maken van wat complimenten doen zodat je ze bewuster kunt gebruiken, is m.i. zeker behaald.

En toch: het boekje bevredigt me niet. Dit komt vooral doordat Verbiest de voor mij irritante gewoonte heeft om in dit boek aan het begin van een hoofdstuk de redeneertrant uit de vorige hoofdstukken nog even samen te vatten en aan het eind van het hoofdstuk het hoofdstuk nog eens samen te vatten en vast aan te kondigen waarmee dan dus hierna verder gegaan wordt. Op zich een prima gewoonte natuurlijk, maar een beetje overdreven in een boekje van net iets meer dan 100 pagina's, verdeeld over 9 hoofdstukken.

Moet je je voorstellen: zo ongeveer 18 keer wordt je dus uitgelegd hoe dat ook al weer zat. Echt teveel van het goede en door mij bijna als een belediging van het intellect van de lezer gevoeld: alsof die elke 10 pagina's aan de haren bij de les moet worden gesleurd. En dat verdient de lezer niet.

woensdag 13 april 2005

Paul Auster - New York Trilogie



Wat een klasse-auteur is die Auster toch. Ogenschijnlijk drie losse verhalen schrijven en die dan ineens toch weten te vervlechten!! Fantastisch! Deze trilogie bevat een drietal verhalen over schrijvers die over schrijvers schrijven, schrijvers die verward worden met detectives en het uiteindelijk dus worden en detectives die detectives bespioneren. Typische Auster dus, allerlei dubbele bodems. Net als in Orakelnacht speelt de vraag: 'wordt iets waar als je het opschrijft?' er duidelijk doorheen.

Het eerste verhaal: Broze stad
De redelijk succesvolle schrijver van misdaadromans, Daniel Quinn, wordt op een avond gebeld. Een wanhopige stem vraagt of ze verbonden is met de detective Paul Auster. Dit herhaalt zich een aantal nachten en tot slot zegt Daniel maar ´ja´. Zo komt hij bij Peter en Virginia Stillman over de vloer. Peter is vroeger door zijn vader (eveneens Peter geheten) ernstig mishandeld, vanuit een wetenschappelijk fanatisme. Deze vader is opgesloten maar zal binnenkort vrijkomen. Virginia vraagt Quinn (alias Auster of moet ik dat nou andersom schrijven?) om Peter te beschermen tegen zijn vader. Quinn zegt ja. Hij doet uitgebreid verslag van zijn naspeuringen in een rood schrift (he, welke kleur had het schrift in Orakelnacht ook al weer?), dezelfde kleur als het schriftje waarin de vader van Peter onophoudelijk schrijft.

Natuurlijk loopt alles heel anders dan in zijn boeken. Uiteindelijk gaat hij op zoek naar de echte Paul Auster, die geen detective maar een schrijver blijkt te zijn. Aan het eind van het verhaal blijkt dat (en dit is geen verklapper) een schrijver (Paul Auster??) de aantekeningen van Quinn heeft gevonden en zo het verhaal vertelt dat we net gelezen hebben.

Open eind en daarom des te beter.

Wat citaten uit het eerste verhaal. Eerste zin van het boek:
"Het begon allemaal met iemand die verkeerd verbonden was, de telefoon die in het holst van de nacht drie keer rinkelde, en de stem aan de andere kant van de lijn die vroeg naar iemand anders dan hij."

Quinn is detectiveboeken-schrijver:
"Wat hem aan die boeken bevile ws hun gevoel voor overvloed en zuinigheid. In de goede detectiveroman wordt niets verspild, elk zinnetje, elke woord betekent iets. En zelfs als het niets betekent, kan het altijd nog iets gaan betekenen - wat op hetzelfde neerkomt."

Over het schrift waarin hij zijn waarnemingen noteert, zie de gelijkenis
met Orakelnacht!:
"Het was een gewoon, honderd bladzijden tellend spiraalblok van 22 bij 28 cm. Maar iets eraan leek hem te lokken, alsof het voorbestemd was om de woorden te bevatten die uit zijn pen zouden vloeien. Bijna verlegen met de hevigheid van zijn gevoelens, stak Quinn het rode schrift onder zijn arm, liep naar de kassa en betaalde het."

De vader van Peter heeft een prachtige/huiveringwekkende theorie over taal en de zondeval. Met dit in zijn achterhoofd haalt hij een vreselijk experiment met zijn zoon uit...:
"Zo had elk sleutelwoord in 'Verloren pradijs' (van Milton) twee betekenissen - een van voor de zondeval en een van na de zondeval. (...) Adam had in de hof van Eden maar een taak gehad: het maken van taal, elk schepsel en elk ding een naam geven. In die staat van onschuld had zijn tong direct de essentie van de wereld getroffen. Zijn woorden waren niet slechts vastgehecht aan de de dingen die hij zag, ze hadden hun wezen onthuld, ze letterlijk tot leven gewekt. Een ding en de naam ervan waren eerst onderling verwisselbaar. Na de zondeval was dat niet meer zo. De namen scheidden zich van de dingen; de woorden degenereerden tot een aantal willekeurige tekens; de taal was losgeraakt van God."

Quinn geeft zich voor Paul Auster uit:
"Het feit dat hij nu met een bepaalde bedoeling Paul Auster was - een bedoeling die steeds belangrijker voor hem werd - fungeerde als een soort morele rechtvaardiging voor de hele komedie en ontsloeg hem van de verplichting zijn leugen te verantwoorden."

Te lang om over te typen is een hele verhandeling over Don Quichot, niet voor niets met dezelfde initialen als Daniel Quinn. Kort gezegd: ook daar doet een schrijver alsof hij het niet zelf schreef, maar alsof hij een manuscript gevonden heeft en dat slechts zo waarheidsgetrouw mogelijk weergeeft. Met andere woorden: Paul Auster als Cervantes, Daniel Quinn als Don Quichot!


Het tweede verhaal: Schimmen
Dit gaat over een prive-detective (Blauw) aan wie door de man (Wit die hij overigens nooit te zien krijgt) gevraagd wordt een man (Zwart, mooi als tegenpool voor Wit) in de gaten te houden. (Trouwens, alle namen zijn kleuren in het verhaal). Er is een appartementje voor hem gehuurd tegenover dat van degene die hij in de gaten moet houden. Blauw geeft zijn eigen leven op (ook zijn verloofde, hoewel dat meer een kwestie is van langzaam doodbloeden) en betrekt het appartement. Elke week rapporteert hij wat Zwart doet. En wat doet die dan? Eigenlijk niets, die zit op zijn beurt de hele dag achter de typemachine. Na een aantal maanden besluit Blauw om Zwart te benaderen. Hij verkleedt zich en knoopt een praatje aan. Pas jaren later, want zolang duurt de opdracht al, gaat hij zelfs aan de deur van Zwart bellen en doet zich voor als borstelverkoper om zo een blik te kunnen werpen op de schrijfselen van Zwart. En wat schetst zijn verbazing als blijkt dat zijn eigen weekrapportages op het bureau van Zwart liggen? Wie houdt nu wie in de gaten? De ontknoping van dit verhaal is vrij abrupt, maar past wel in het geheel van de drie New York verhalen over schrijvers die over schrijvers schrijven en detectives die detectives achterna zitten.
(ik moet gelijk denken aan die zin: als vliegen achter vliegen vliegen,
vliegen vliegen vliegen achterna)

De parallellen met het eerste verhaal zijn duidelijk. Ook hier gaat het om het 'woord' en de relatie met het 'zijn':
"... nooit meer verlangd van de dingen dan dat ze er zouden zijn. En tot nog toe waren ze er ook, scherp afgetekend tegen het daglicht. Ze vertelden hem duidelijk wat ze waren, en ze waren zo volmaakt niets anders dan zichzelf dat het nooit noodzakelijk was om bij ze stil te staan, ze nog eens te bekijken. Maar nu de wereld hem plotseling als het ware ontnomen is en hij niet veel meer ziet dan een vage gedaante die Zwart heet, nu denkt hij aan dingen die nog nooit bij hem zijn opgekomen en dat is hem ook gaan verontrusten."

En ook de man Blauw is een fervent honkbalfanaat, net als Quinn uit het eerste verhaal.

Enkele korte citaten die de essentie van dit tweede verhaal weergeven:
"Want terwijl Blauw Zwart aan de overkant bespioneert, is het net of hij in een spiegel kijkt, en blijkt hij niet alleen naar iemand anders te kijken maar ook naar zichzelf."

"In zekere zin heeft een schrijver geen eigen leven. Zelfs als hij ergens is, is hij er niet echt. Ook een Schim. Precies."


Het derde verhaal: De gesloten kamer
Alweer een schrijver is de hoofdpersoon. Hij wordt op een dag gebeld door Sophie Fanshawe die hem vertelt dat haar man verdwenen is. Deze man, Fanshawe (hij krijgt in het verhaal geen voornaam) dus, die doodgewaand wordt, heeft een omvangrijk oevre nagelaten, alles ongepubliceerd. In zijn afscheidsbrief heeft hij aan de zwangere Sophie gevraagd zijn jeugdvriend op te sporen en de beoordeling op publiceerbaarheid aan hem over te laten.

De Ik-persoon leest alles, vindt het fantastisch en zorgt ervoor dat de werken gepubliceerd worden. Inmiddels zijn hij en Sophie verliefd op elkaar, trouwen en het lijkt een 'en ze leefden nog lang en gelukkig verhaal' te worden. Tot zover was ik gisterenavond en ik vroeg me af of ik het niet verder ongelezen terug moest brengen. Maar toen! De ik-persoon krijgt het verzoek een biografie over Fanshawe te maken en komt tot de ontdekking dat Fanshawe nog moet leven, maar niet gevonden wil worden. De ik-persoon neemt hier geen genoegen mee en zet zijn gelukkige huwelijk op het spel door achter Fanshawe aan te jagen. Op het moment dat hij dat, na een hoop ellende, op wil geven, krijgt hij een brief van Fanshawe. Die wil hem spreken, vanachter een gesloten deur. Het einde verklap ik niet, maar daarin worden beide eerdere verhalen uit de trilogie op een meesterlijke manier verwerkt. Prachtig, prachtig.

Tot slot nog enkele citaten: enkele verwijzingen naar het eerste verhaal:
"Geholpen door haar schoonmoeder, die aanbood de kosten te betalen, verzekerde ze zich van de diensten van een man die Quinn heette."

"Ik snap het al. Je verwart me met iemend anders. Ik heet niet Fanshawe. Ik ben Stillman. Peter Stillman."

"Welke naam heb je gebruikt? Henry Donker."

En weer gaat het verhaal over schrijvers en de macht van het geschreven woord:
"Hij ging door met schrijven', zei ik. 'Hij werd schrijver, he?' Sophie knikte. Dat was de verklaring."

Als de uitgever de roman van Fanshawe gelezen heeft, geeft hij de volgende reactie, die m.i. ook erg op mijn reactie op deze Auster zal gaan lijken:
"Ik heb het boek meer dan twee weken geleden gelezen en het zit nog steeds in mijn hoofd. Ik kan het maar niet van me afzetten. Ik moet er telkens weer aan denken en steeds op de vreemdste momenten. Als ik onder de douche vandaan kom, op straat loop, 's avonds in bed kruip - altijd als ik niet bewust ergens mee bezig ben. Dat gebeurt niet zo vaak, weet je."

De hoofdpersoon lijkt fysiek erg op Fanshawe, en kennelijk niet alleen in dat opzicht:
"Het gerucht ging dat ik hem verzonnen had om de boel in de maling te nemen en dat ik de boeken in werkelijkheid zelf geschreven had."

Over het schrijven van de biografie, waarin moet komen te staan dat Fanshawe dood is, terwijl we inmiddels weten dat hij leeft:
"En nu, acht jaar later, ging ik een levende man in zijn graf leggen."

En de duidelijkste link naar de samenhang van de drie verhalen van de trilogie:
"Het einde staat me echter duidelijk bij. Ik ben het niet vergeten en prijs mezelf gelukkig dat ik dat in elk geval heb vastgehouden. Het hele verhaal draait om wat er aan het einde gebeurde, en als dat einde nu niet in me zat, had ik niet aan dit boek kunnen beginnen. Hetzelfde geldt voor de twee boeken die hieran voorafgaan: Broze stad en Schimmen."

En tot slot iets onder een

V

E

R

K

L

A

P

P

E

R

Als Zwart en Blauw op straat een praatje maken, vertelt Zwart over
Hawthorne (ik neem aan de Nathaniel Hawthorne van de Scarlet Letter) en zegt dan iets:
"Na zijn afstuderen keerde hij terug naar het huis van zijn moeder in Salem, sloot zich op in zijn kamer en kwam er twaalf jaar niet uit."

Grappig dat ik dit geezelsoord had, dit is belangrijke informatie voor het derde verhaal. In ieder geval wordt hier in dit fragment ook even later nog verwezen naar een verhaal van Hawthorne over een man die jaren zoek is geweest en op een dag terugkomt en gewoon naar binnen gaat. Einde verhaal. Zou dit wellicht een hint kunnen zijn naar het einde van dit verhaal? Dat Blauw ook terug kan gaan naar het leven van voor deze jarenlange opdracht? Is Fanshawe Blauw? Is Quinn Blauw en dus Fanshaw? Wie is wie?

maandag 11 april 2005

Vonne van der Meer - Eilandgasten



In de stemming gebrcht door Wolkers, besloot ik een Waddenboek tot me te nemen. Het werd Eilandgasten van Vonne van der Meer.

Het verhaal
Eigenlijk zijn het losse verhalen over opeenvolgende bezoekers van de vakantiewoning 'Duinroos' op Vlieland en hetgeen zij als 'boodschap' achterlaten in het gastenboek. Alle gasten die in het huisje verblijven hebben problematische levens. Zo komen achtereenvolgens het jonge stel waarvan de man vreemd is gegaan en als goedmakertje dit huisje gehuurd heeft (en dat terwijl het rotweer is, gezellig!), de ongewenst zwangere tiener in het gezelschap van de beste vriendin van haar moeder, de diep-depresseive weduwnaar, het stel waarvan de man slecht nieuws op zijn werk heeft gekregen wat hun vakantie ruineert, de schijnbaar onbeantwoorde liefde tussen twee vrienden, en de vrouw met kanker langs.

Pfjoe, wat een ellende. Wel zijn de verhalen zodanig geschreven dat ze bijna allemaal een optimistisch einde hebben. En da's maar goed ook, anders zou Vlieland natuurlijk nooit meer toeristen krijgen.

Een mooi maar best depri boek.

maandag 4 april 2005

Jan Wolkers - Zomerhitte



Ik heb niets geoormerkt, maar dat wil niet zeggen dat ik het niet een lekker onderhoudend boekenweekgeschenk vond. Natuurlijk is het een echte Wolkers: mooie beschrijvingen van planten en dieren, flink veel vanuit de man bedachte heterosex, met van die details als niet geschoren oksels maar wel een geschoren schaamheuvel. Met als argument dat het anders zo stoppelig wordt, die oksels. Schaamheuvel niet soms?

Dit alles opgehangen aan natuurlijk een dun verhaaltje (want het is en blijft een boekenweekgeschenk, dus uitdiepen kan niet) over drugssmokkel. Wat ik me afvroeg: hoe weet de hoofdpersoon in hemelsnaam dat er drugs (heroïne nog wel, wat hij later verkondigt) in die rugzak zitten? Nergens las ik dat hij de zak openmaakte en erin keek. Voor hetzelfde geld was het andere smokkelwaar geweest. En die Federici, die oude man? Gewoon iemand om tegenaan te lullen volgens mij. Niets meer, niets minder.

In de boekenweek kocht ik Terug naar Oegstgeest. Komt nog, ik moet er nog voor in de stemming komen. In mijn herinnering gaat dit over het sterven van (zijn vader??). Heb ooit een flitsje uit de film gezien waar hij voor een woonkamerraam staat met daarachter in een bed een stervende. Of haal ik nou zaken door elkaar? Dat komt toch ook (?) in de Noordelingen voor. Nou ja, doet er niet toe, ik ga het lezen, dan kom ik er vanzelf achter.

Grappig genoeg ben ik nu ook in een Waddeneilandboek bezig: Eilandgasten van Vonne vd Meer. Daarover meer als ik het uitheb.

donderdag 17 maart 2005

Ruth Rendell - The Rottweiler



Er ligt een stapeltje boeken naast mij op het bureau om verslagjes van te typen. Hier numero uno: Ruth Rendell - The Rottweiler.

Het verhaal: in een Londense volksbuurt wordt een aantal meisjes vermist. Zij worden een voor een teruggevonden, vermoord. Over de moordenaar doet het verhaal de ronde dat hij zijn slachtoffers bijt alvorens ze een kleinood af te nemen, vandaar dat hij/zij al snel de Rottweiler genoemd wordt.

Het mysterie lijkt iets te maken hebben met Inez Ferry, de eigenaresse van een antiekwinkeltje en haar bizarre kostgangers: zo is er de licht verstandelijk gehandicapte Will, die het liefst bij zijn tante Becky in zou gaan wonen (zij ziet dat absoluut niet zitten, zeg maar dag met je handje tegen je prive-leven), de rijke stinkerd Jeremy (wat doet die nou toch voor werk en waarom is hij zo dol op zijn moeder?) en het werkschuwe stel Ludmilla (die net doet alsof ze Russin is) en haar vriendje Freddy van Caribische afkomst. Ook de hulp in de winkel is een bijzonder persoon: het is de beelschone Zeinab, die er een sport van maakt verschillende steenrijke minnaars op na te houden.

Al snel kom je erachter wie de Rottweiler is, maar dat doet niets af aan de spanning. In tegendeel, RR weet als geen ander de spanning juist dan nog meer op te voeren.

Weer een heerlijk boek. Wel vind ik het soort 'nawoord' waarin RR vertelt hoe het de hoofdpersonen vergaat na afloop van het verhaal eigenlijk zonde. Laat maar wat aan de verbeelding over, ik houd wel van wat open eindjes om nog lekker over na te liggen denken nadat je het boek dichtgeslagen hebt.

zondag 13 maart 2005

Tessa de Loo - Een bed in de hemel



Ik kreeg het van mijn moeder, die in Budapest woonde. Het verhaal speelt zich namelijk deels daar af. Leuk om over bekende en onbekende plekjes te lezen.

Goed. Het verhaal speelt zich in verschillende perioden af. Het grootste deel gaat over de jaren '60 van de vorige eeuw, maar ook de veertiger jaren (WOII), de 50-er jaren (de Hongaarse opstand) en tot slot ook de jaren '90 komen aan bod.

Kata is de hoofdpersoon van het boekje. Ze is een Nederlandse met een Hongaarse vader. Hij is vlak voor WOII naar Nederland gekomen om hier te musiceren. Maar ja, hij is Jood en loopt dus gevaar alhier. Hij wordt in bescherming genomen door een Nederlandse vrouw, die daarin wel heel ver gaat... Tijdens de Hongaarse opstand weet ook zijn broer Nederland te bereiken. Halverwege de jaren '60 studeert Kata in Amsterdam. Zij ontmoet Stefan, die haar vraagt voor hem een wolkenlucht te schilderen boven zijn bed. Ze worden verliefd op elkaar maar dit blijkt een onmogelijke liefde. Aan het eind van het boekje is Kata met Stefan in Budapest om haar vader te begraven en vallen al deze perioden op hun plek.

Althans, dat is de bedoeling. Ik vond het tot dit laatste stukje een goed leesbaar boekje, maar de keuze die Kata en Stefan aan het eind maken vond ik wel ongeloofwaardig. Jammer eigenlijk, daardoor houd ik toch een wat onaangenaam gevoel over aan deze verder voor mij wel aardige roman.

Een paar citaten:

'De een is Pool, de ander Duits, weer een ander komt uit Transsylvanie, maar allemaal zijn wij Hongaren. Wij leven nu hier, wij zijn Hongaren.'
Dit is trouwens nog steeds een algemeen aanvaarde opvatting in Hongarije. Zo snappen de Hongaren niet waarom 'de Hongaren die elders in de EU wonen' niet zouden mogen stemmen voor Hongaarse verkiezingen, ook al hebben ze een andere nationaliteit dan de Hongaarse. Het zijn toch gewoon Hongaren?

Over het huwelijk van Kata's ouders:
'Ik besef de onvervulbaarheid van haar huwelijk met mijn vader, dat voor hem een vlucht in de vergetelheid is geweest. En ik, zijn dochter, het kind van zijn hang naar vergetelheid, niet om mijzelf geboren maar als troost voor mijn moeder, als afkoopsom.'

Over de Donau:
'Hoe kan een rivier die in een zwart woud ontspringt om in een zwarte zee uit te monden steeds maar weer bezongen worden als blauw?'

Over muziek:
'Iets te betekenen in de muziek, Wenen naar de kroon te steken was een nationale ambitie.'

zaterdag 5 maart 2005

Leo Pleysier - Volgend jaar in Berchem



Een klein en vermakelijk boekje van de Vlaming Leo Pleysier: volgend jaar in Berchem (uit 2000).

Het verhaal kan ik in zijn geheel vertellen zonder dat het een verklapper is: een familie komt op nieuwjaarsdag bijeen. De kinderen krijgen van hun peter en meter een kadootje, zij geven op hun beurt een kaartje met nieuwjaarswens kado en dan worden de kinderen uit de kamer verbannen zodat de volwassenen rustig kunnen praten.

Al snel komt het gesprek op de jeugd van een aantal broers/zussen (de eigen familie wordt telkens 'ons Greet, ons Annemie, onze Robert' genoemd, de partners gewoon Marjan, Rik etc. Grappig) en de relatie die zij elk met hun bijzondere vader hadden. Deze vader was een beetje (!) een louche figuur en daar valt dus het nodige over te vertellen (hier over vertellen valt wel onder de noemer verklapper dus dat doe ik lekker niet :-) ).

De partners maken dit gesprek blijkbaar jaarlijks mee en trekken zich al snel terug om te kaarten.

Aan het eind van het boekje wordt besloten waar deze jaarlijke bijeenkomst het volgend jaar gehouden zal worden: in Berchem. Vandaar de titel. Eigenlijk komt dan pas de aap uit de mouw: niemand vind het echt gezellig (vooral een verplichting) maar ja, hun moeder heeft hen laten beloven deze traditie waar zij zo zot op was maar waar haar man een vreselijke hekel aan had en die zij als kind dus niet meekregen, voort te zetten.

Het bijzondere aan dit boekje is de manier waarop het verhaal geschreven wordt: eigenlijk is het een lange dialoog. Er wordt verder zo goed als niets beschreven. Dat komt omdat de hoofdpersoon, Peter, na een operatie aan de stembanden niet kan spreken en simpelweg noteert wat er gezegd wordt.

Het maakt het lezen van dit boekje bijzonder, maar ook wel eens vermoeiend: wie zegt nu wat (wie hoort in hemelsnaam bij wie?).

vrijdag 18 februari 2005

Terry Goodkind - Naked Empire



Ik las Naked Empire van Terry Goodkind. Dit achtste deel in de fantasy-serie 'Sword of Truth' vond ik drie keer niets. Het is een felle aanklacht tegen pacifisme als levensovertuiging. Je bent volgens de in eerdere delen toch redelijk sympatiek overkomende hoofdpersoon aan het leven verplicht degene die jou aanvalt uit te moorden. En hij brengt dat gelijk maar grondig in praktijk.

Verder meer van hetzelfde: Mord Sith, Sisters of the light/Dark, Zedd, Ann, Emperor Jangang. De enige interessante nieuwe persoon is aan het eind alweer verdwenen (die zien we nooit meer terug...).

Deze reeks is hiermee voor mij tot een (voortijdig?) einde gekomen.

Oude kinderboekenweekgeschenken




Eiber! van Sjoerd Kuyper (2000)
Boris en het woeste water van Rindert Kromhout (2002)

Allebei leuke, lieve, spannende verhaaltjes. Vooral Eiber, over een slim kikkermeisje dat haar vriendje gaat redden van de ooievaar (eiber). Zondag is mijn zoon jarig en ik denk dat ik iets van Sjoerd Kuyper voor hem ga kopen...

dinsdag 15 februari 2005

Renate Dorrestein - Katten en de kunst van het boekonderhoud



Een van de boeken die ik de afgelopen week op bed liggend las, was het schattige werkje 'Katten en de kunst van het boekonderhoud', van Renate Dorrestein. Nou ja, boek? Boekje!

Dit werkje diende als eenmalige promotieuitgave voor de 5e internationale feministische boekenbeurs in 1992. Het werd in twee talen gedrukt: door het op z'n kop te houden lees je de Nederlandstalige dan wel de Engelstalige versie. Ik heb me gezien het koortshoofd tot het Nederlandstalige deel beperkt.

Waar ik eerder zo'n promotieuitgaafje van Dorrestein alleen maar in huis hield vanwege de vormgeving, is dat nu zeker niet zo. In ongeveer 25 pagina's beschrijft Dorrestein de zoektocht naar een eenvoudige manier om de boeken(kasten) stofvrij te krijgen zonder de boeken uit de kast te hoeven halen. De reden dat ze de boeken niet uit de kast wil halen is dt ze een nieuwe kat in huis heeft die zich in de boekenkast verschanst heeft. De zoektocht brengt haar in contact met een of ander vaag type dat haar meldt dat ze niet moet vergeten ook de kwalijke invloeden van al die dramatische (liefdes)geschiedenissen te neutraliseren want die sijpelen dwars door de kaften heen en daar ga je toch verrekte slecht van slapen. Nuttige info toch?

Leuk boekje! Jammer dat het van mijn moeder is en dus terug moet. Zou leuk staan in mijn Dorrestein-verzameling, zeker als de kat de boekenkast nog eens onveilig denkt te gaan maken :-)

maandag 7 februari 2005

Miguel de Cervantes y Saavedra - Don Quichot



Update: Don Quichot vorige week EINDELIJK uitgelezen. Zeer amusant, maar wel een worsteling. Aangezien Cervantes zelf 10 jaar rust nam tussen deel 1 en 2 mag ik van mezelf als ik 45 ben aan deel 2 beginnen :-)

vrijdag 4 februari 2005

Geert Mak - Gedoemd tot kwetsbaarheid



Natuurlijk is het 'slechts' de mening van Mak, maar toch... met de parallellen die hij weet te trekken met eerdere gebeurtenissen, en de ontkrachting van enkele veelgebruikte argumenten is het voor mij nuttig leesvoer bij het scherpen van mijn gedachten over het zgn. 'Islamitische gevaar'.

De parallel met het willen verbannen van Moslims naar een onbewoond eiland zodat ze elkaar fijn uit kunnen moorden dat eerder op een vrijwel identieke manier gebruikt is over de Joden (met Madagaskar als eiland) is een goede waarschuwing.

Dank, Geert, voor deze 'food for thought'. Morgen weer gewoon lekker theeleuten en over de kinderen kletsen met mijn Moslima-hulp van wie ik met het offerfeest een flinke hoeveelheid schaap kreeg als behorende tot de vriendenkring en aan wie ik met pasen een
chocolade-paashaas gaf. Niets zo goed voor de onderlinge relaties als eten :-D

donderdag 20 januari 2005

Renate Dorrestein - Zolang er leven is



Ik ben een absolute Dorrestein-liefhebber en heb dan ook weer genoten van deze nieuwste roman van haar. De titel is voor mij middenin de roos. Want inderdaad geldt er haast ook andersom: zolang er leven is, is er hoop. Zolang niet zeker is dat iemand dood en verdwenen is, is er hoop op terugkeer. Waarom kunnen mensen een geliefde die overleden is, of een dierbare die verdwijnt toch maar zo slecht loslaten? En blijven ze hopen op terugkeer (hetzij vanuit de dood naar het land der levenden, hetzij opduiken vanuit het ongewisse)? Dat is volgens mij het centrale thema van het boek. En dat wordt vanuit verschillende kanten belicht.

Zo is er de dode vriendin (Veronica), de baby (Babette), maar ook Yaja, de puberdochter van de paragnost die haar ongetwijfeld ooit niet zo vage vader terug wil.

Trouwens, die naam Veronica is prachtig gekozen. Ik weet niet of Dorrestein zich bewust was van de betekenis van die naam; ze heeft ooit verklaard dat de rare namen die ze vaak gebruikt voor de personages in haar boeken niet bewust gekozen worden, hier lijkt me dat stug. Van de week namelijk, kreeg ik via arcamax.com (die elke dag een woordbetekenis sturen) het volgende:

´veronica \veh-RAH-ni-keh\ (noun) - 1 : A cloth with a representation of Jesus' face on it (from the legend that the face of Jesus was impressed on the kerchief offered him by Saint Veronica on the road to Calvary). 2 : A maneuver in bullfighting in which the matador stands erect with both feet firmly planted, attracts the bull with his cape, held away from his body, then sweeps the cape backwards allowing the bull to pass or dragging it over the bull's head, like St. Veronica wiping the face of Christ. 3 : A wild European plant with long spikes of flowers or low-growing single flowers similar to violets, usually blue but also white and pink.´

Die truien waarmee de zoontjes van Veronica slapen, verwijzen volgens mij naar de eerste betekenis van veronica. De derde betekenis is de latijnse naam van de heel algemeen voorkomende plant Ereprijs. En zou het terugkeren van een geliefde (uit de dood of uit het ongewisse) niet een ereprijs kunnen zijn?

Zo maar wat gedachten op een donderdagavond...